0 BEGIN PGM 9035_nl MM 1 ;NC-programma om de bestandsnaam 2 ;automatisch tebepalen en met behulp van 3 ;een cyclus in het werkstuk te graveren. 4 ;De besturing roept een maskerbestand op. 5 ;Dit schrijft het bestandspad in een 6 ;tekstbestand. 7 ;Vervolgens roept de besturing een 8 ;programma op waarmee uit het bestandspad 9 ;de programmanaam wordt geselecteerd. De 10 ;bestandsnaam wordt door de besturing in 11 ;QS1 opgeslagen. Deze neemt de besturing 12 ;over bij het terugspringen in dit 13 ;programma en gebruikt de naam in de 14 ;graveercyclus 225. 15 ;Wanneer de drie gebruikte bestanden niet 16 ;in dezelfde directory staan, moet u de 17 ;padopgaven in oproepen aanpassen! 18 ;BELANGRIJK! Het programma draait niet in 19 ;de programmatest, omdat daar het kopiëren 20 ;van een tekstbestand in een NC-programma 21 ;niet is toegestaan! 22 ; 23 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20 24 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 25 ; 26 ;Gereedschapsoproep graveergereedschap 27 TOOL CALL 151 Z S6000 28 M3 29 ; 30 L Z+100 R0 FMAX 31 ; 32 ;Inhoud van het bestand "mask" in het 33 ;bestand "File" schrijven. Daarbij wordt 34 ;door de syntaxis van de programmanaam 35 ;ingevoerd. 36 FN 16: F-PRINT mask.a / FILE.a 37 ; 38 ;Programma voor het vormen van de 39 ;tekststrings oproepen 40 CALL PGM 90351_nl.H 41 ; 42 ; 43 ;Bestandsnaam graveren die in QS1 staat 44 CYCL DEF 225 GRAVEREN ~ QS500= QS1 ;GRAVEERTEKST ~ Q513=+10 ;TEKENHOOGTE ~ Q514=+0 ;FACTOR AFSTAND ~ Q515=+0 ;LETTERTYPE ~ Q516=+0 ;TEKSTLAY-OUT ~ Q374=+0 ;ROTATIEPOSITIE ~ Q517=+50 ;CIRKELRADIUS ~ Q207=+500 ;AANZET FREZEN ~ Q201=-0.3 ;DIEPTE ~ Q206=+150 ;AANZET DIEPTEVERPL. ~ Q200=+2 ;VEILIGHEIDSAFSTAND ~ Q203=+0 ;COORD. OPPERVLAK ~ Q204=+50 ;2E VEILIGHEIDSAFST. 45 ; 46 ;Cyclus bij startpunt oproepen 47 L X+20 Y+40 R0 FMAX M99 48 ; 49 ;Vrijzetten 50 L Z+100 R0 FMAX 51 ; 52 ;Einde van programma 53 M30 54 END PGM 9035_nl MM